Hoofdstuk 49 Tik, tik, stoot
Mijn telefoon gaat. Ik duw hem weg en druk een kussen tegen mijn gezicht, terwijl ik mijn frustraties erin schreeuw. Het is tijd om te trainen. Ben heeft zaterdag een wedstrijd en ik heb beloofd hem te helpen trainen. Ik heb ooit tegen zijn tegenstander gevochten. Hij heeft me helemaal in elkaar geslagen, maar ik heb het alle rondes volgehouden. Als hij niet zo gespierd was geweest, had ik misschien gewonnen.
De drang om de telefoon op te nemen en hem af te wijzen is sterk, maar ik heb hem op school achtergelaten met een dwaas excuus dat ik me nu niet meer kan herinneren. Hij moest meeliften met een andere jock. Kon hij Asher op tijd ophalen?
Het gaat me niks aan. Ik wil hem niet meer zien. Ik wil zijn partner niet zijn. Ik wil niks voor hem betekenen. We zijn verkeerd voor elkaar.