Hoofdstuk 50 Ik deed ik
Ik loop weg. Op hem, onze relatie, onze toekomst. Ik kijk niet om, ik loop verder.
De kou slaat me om als ik buiten ben. Tranen wellen op in mijn ogen en alles wat ik zei komt terug. We zijn klaar. Ik heb het gedaan. Hete tranen stromen over mijn wangen en verblinden mijn zicht, mijn hart bonkt zo hard dat ik ervan overtuigd ben dat het uit mijn borst zal springen.
De deur slaat achter me dicht, iemand stormt naar buiten en vloekt. Ik heb een gevoel wie dat is en mijn hart wil dat hij het is, maar ik ben te laf om me om te draaien en het uit te zoeken. Ik wil geen confrontatie.