Hoofdstuk 81 Volgende zet
Hij stond op bij het eerste krieken van de dag. De vrouw naast hem was zo mooi. Hij kon zijn blik nog steeds niet van haar gezicht afwenden.
Gisteravond genoot hij van de tijd van zijn leven. Eerst was hij in de war. Hij was nerveus.
Zou hij in staat zijn om aan haar behoeften te voldoen? Was hij goed genoeg voor haar?